Met ‘ik lees met hup en aap’ kunnen leerlingen van het eerste leerjaar al na enkele weken boekjes lezen. Door de directe systeemmethodiek consequent toe te passen, zet ‘ik lees met hup en aap’ leerlingen veel vroeger en sneller aan tot écht lezen en zijn er opvallend minder uitvallers. Maar hoe gaat dat nu echt in zijn werk? We zetten de belangrijkste elementen alvast even op een rij.
Slim met sleutelwoorden
‘Ik lees met hup en aap’ is de aanvankelijke lees-taalmethode die de directe systeemmethodiek het meest zuiver hanteert. De methode vertrekt van 12 basis sleutelwoorden. Het gaat om korte tweeklankwoorden van het type ‘klinker-medeklinker’, zoals ‘ik’, ‘an’, …Na het aanbieden van een sleutelwoord wordt dit onmiddellijk en volledig geanalyseerd. Met de aangeleerde letters (i, k, a, n) worden direct nieuwe tweeklankwoorden gevormd (bv. ‘in’, …). Door de toevoeging van een beginmedeklinker aan een tweeklankcluster kunnen de kinderen van bij het prille begin vlot en nauwkeurig drieklankwoorden lezen (k-in = kin, k-an = kan, …).
Omdat leerlingen getraind worden in het ‘lettergroeplezen’ krijgt het letter-na-letter lezen (het zogenaamde spellend lezen) geen kans!
Een duidelijke structuur
De lessen technisch lezen van ‘ik lees met hup en aap’ volgen in het eerst trimester steeds dezelfde opbouw. De sleutelwoorden worden geïntroduceerd in een themaverhaal. Het sleutelwoord wordt ingeoefend, de letters worden geautomatiseerd. Met de nieuwe letters bouwen we betekenisvolle tweeklankclusters (bv. ‘in’, ‘om’, …) en functionele eenheden (bv. ‘aak’ , ‘et’, …). De geleerde woordjes (bv. m-aak = maak, p-et = pet) worden meteen toegepast in zinnetjes en grappige tekstjes, waardoor lezen écht leuk wordt. De leeswerkschriften bieden verschillende oefenvormen om de sleutelwoorden, de letters en de tweeklankclusters te herhalen en in te slijpen en zorgen voor gevarieerde leesoefeningen.