Leerling 6e leerjaar

Woorden leren en en taal tot leven brengen!

Op deze pagina vind je allerlei extra materialen bij Éventail-junior En action 6!

Staat er in je boek dat je iets op de site moet zoeken, dan is dit jouw pagina. Via het linkernavigatiemenu vind je meer informatie bij een aantal unités, maar ook leuke afdekkaartjes, woordenlijsten om de woordenschat extra in te oefenen, het portfolio uit je Livre om nog eens te bekijken wat je moet herhalen en nog veel meer!

Op Bingel kun je online oefenen.

Vooraan in je Livre vind je heel wat extra tips en uitleg over hoe je aan de slag kunt gaan om Frans te leren.

Hier vind je alvast een handig afdekkaartje (*.pdf – 516 kB) om de woorden gemakkelijk te kunnen afdekken tijdens het studeren!

Je kunt ook de Woordenlijsten afprinten zodat je bv. moeilijke woorden of lettercombinaties kunt markeren en gekende woorden of extra te herhalen woorden kunt aankruisen. Anders dan in Livre staan hier enkel de woorden die je moet leren!

Op het kaartje hierboven staan cijfers die verwijzen naar streken en andere plaatsnamen in Frankrijk. Klik op de regio’s hieronder om meer te weten.

1. Normandië
2. Bretagne
3. De Loire-streek
4. Het Zuidwesten
5. De Pyreneeën
6. De Azurenkust
7. De Provence
8. De Alpen
9. De Elzas en Lotharingen
10. Bourgondië
11. Le Nord
12. Parijs

1. Normandië

1 = Cherbourg
2 = Le Havre
3 = Caen
4 = Rouen
5 = Mont-Saint-Michel

Normandië, waar de Noormannen hun naam achterlieten …

Ongeveer duizend jaar geleden verschenen voor de kusten, waar nu de havens Cherbourg en Le Havre liggen, zeilschepen met drakenkoppen. Ze werden bemand door Vikings uit het Hoge Noorden. Die “mannen uit het Noorden”, afkomstig uit de landen die we nu Noorwegen en Zweden noemen, namen deze streek in bezit om van daaruit plundertochten te ondernemen. Daarom draagt dit gebied sinds die tijd de naam “Normandië”.

De Normandische kusten, met hun honderd badsteden, trekken veel vakantiegangers. Ze komen vooral uit Parijs en omgeving, dat slechts op twee uur rijden ligt. De stranden, met hotels, appartementsgebouwen en eetgelegenheden, lijken op die van de Belgische kust. Toch heb je er ook badstadjes waar er geen appartementsblokken of hotels op de dijk staan, maar gewoon een paar huisjes.

Een stuk van de Normandische kusten draagt nog altijd de sporen van één van de grootste militaire operaties van de vorige eeuw: de landing van de Amerikaanse en Engelse legertroepen in 1944. Dat was het begin van de bevrijding van Europa. Dat alles gebeurde op 6 juni 1944, ook wel D-day genoemd. Je ziet er nu nog eindeloze begraafplaatsen en kilometers verwoeste bunkers. D-Day betekende het begin van het einde van de Tweede Wereldoorlog.

Het Normandische binnenland is gekend om z’n weiden en boomgaarden, heuvels en boerderijen. Dit is de streek van de beroemde kazen (o.a. camembert) en van de cider (appelwijn).

Doorheen het oostelijk deel van Normandië stroomt de Seine naar zee. De Seine is de op één na langste stroom van Frankrijk. Deze stroom wordt druk bevaren door schepen. Langs de oevers vind je heel wat bedrijven, vooral olie-industrie.

Normandië heeft eigenlijk twee “hoofdsteden”, in het westen Caen, in het oosten Rouen. Caen ligt in de streek van landbouw en veeteelt: de nabijgelegen weiden en boomgaarden, de marktplaatsen en parken geven de stad een landelijke sfeer. Rouen daarentegen, gebouwd aan de oevers van de drukbevaren Seine, is een stad van industrie en handel. In beide steden vind je mooie kerken, monumenten, kastelen en paleizen. Vooral de kathedraal van Rouen is een bekende gotische kerk.

In de meest zuidwestelijke hoek van Normandië vind je een andere bezienswaardigheid uit de middeleeuwen: op een puntig rotseiland van maar 80 meter diameter staat een klooster met versterkte wallen en een spitse kerk: le Mont-Saint-Michel. Bij hoogtij wordt het eiland door de zee van het vasteland afgesneden.

2. Bretagne

1 = Rennes
2 = Brest
3 = Nantes
4 = Carnac
 
Geen enkel Frans gebied is eeuwenlang zo weinig Frans geweest als Bretagne. De naam van deze streek verwijst naar het land aan de overzijde van het kanaal, Groot-Brittannië. Bretagne is eigenlijk “Klein-Brittannië”. Eeuwen geleden werd Bretagne bevolkt door Kelten. Die hadden een nauwe band met andere Keltische stammen in wat we nu Engeland noemen. Deze mensen behielden hun taal en de verhalen over Koning Arthur en Merlijn. Op veel plaatsen in Bretagne vind je nu nog sporen van hun godsdienst: de menhirs en de dolmen, enorme stenen in vreemde kringen of in de vorm van reusachtige tafels. De bekendste plaats waar je er nog veel kunt zien is Carnac.
 
Bretagne werd door deze oudste bewoners “Armorique” genoemd (Ar-Mor = land van de zee). Het stond bekend als een trots en onafhankelijk gebied. Het is dus niet verwonderlijk dat de stripauteurs Goscinny en Uderzo in dit gebied het onoverwinnelijke dorpje van hun held Asterix plaatsten. Obelix werd er een leverancier van menhirs en Assurancetourix heeft er de rol van een Keltische bard (zanger van legenden).

Nu is Bretagne nog altijd een uniek gebied met een sterk eigen karakter, dat vele bewoners niet zomaar als een vanzelfsprekend deel van Frankrijk beschouwen. Sommigen trachten zelfs de oude Bretoense taal in ere te houden. De oude gebruiken blijven er behouden, tot grote vreugde van de talrijke toeristen die in Bretagne van de natuur, van de mooie dorpen en havensteden en van het zachte zeeklimaat komen genieten.

Toch staat de tijd in Bretagne niet stil … Het centraal gelegen Rennes is een stad in volle ontwikkeling, met een universiteit, autofabrieken, werven voor bouwmaterialen, enz. In de havenstad Brest ligt een deel van de Franse oorlogsvloot en wordt elektronische materiaal gemaakt. In het zuiden ligt Nantes, nabij de monding van de Loire, een van de belangrijkste Franse stromen. Daardoor vormt Nantes een groot havencomplex, waar onder meer scheepswerven en chemische bedrijven gevestigd zijn.

3. De Loire-streek
1 = Nantes
2 = Angers
3 = Tours
4 = Orléans
5 = Le Mans
6 = Bourges

Heb je goed op het kaartje gekeken?

De Loire (la Loire) is de langste stroom van Frankrijk (meer dan 1000 kilometer). Het is een stroom die in het zuiden van Frankrijk ontspringt (in de bergen van het Centraal Massief). Eerst stroomt de Loire naar het noorden en kiest dan in een wijde, machtige bocht van enkele honderden kilometers de weg naar de havenstad Nantes en de Atlantische Oceaan.

Die enorme bocht in het noorden vormt één van de aantrekkelijkste gebieden van Frankrijk – een streek van beboste valleien, witte dorpen, schitterende kastelen en paleizen, wijngaarden en rijke velden en weiden. Niet zonder reden wordt dit gebied de Tuin van Frankrijk genoemd – le Jardin de la France.

Toen vanaf de 15de eeuw de Franse koningen steeds machtiger werden, kon Parijs en omgeving als enige verblijfplaats voor hen niet meer volstaan. Voor hun vakanties, hun jachtpartijen, hun zomerfeesten weken zij uit naar dit gebied ten zuidwesten van de hoofdstad. Daar, aan de oevers van de Loire, lieten zij luisterrijke kastelen en paleizen bouwen, waar zij ook dichters en schilders de kans boden hun talenten te ontplooien. De rijkste edellieden en zakenlui volgden hun voorbeeld. Ook zij lieten ons op vele plaatsen de stenen getuigen na van hun gevoel voor luxe en schoonheid. Een tocht langs de “kastelen van de Loire” – Chinon, Amboise, Chambord, Chenonceaux, Blois en vele andere – is voor toeristen dan ook een onvergetelijke reis naar het verleden.

Deze streek was al sinds de oudheid bekend als een uitzonderlijk aangenaam woongebied. In de middeleeuwen ontwikkelden er zich een aantal prachtige steden. De bekendste daarvan zijn AngersBourgesOrléans en Tours, steden met een overvloed van herinneringen aan meer dan duizend jaar geschiedenis. Orléans wordt de stad van Jeanne d’Arc genoemd, de nationale heldin van Frankrijk. Gekleed als een man, in harnas, bevrijdde zij in 1429 de stad Orléans van de Engelse bezetters.
 
Maar de Loire-streek heeft ook moderne kanten. Hou je van autoracen? Dan moet je in Le Mans zijn want daar wordt elk jaar de beroemde 24 uur van Le Mans gereden. Tijdens de race moeten de autorenners in 24 uur tijd zo veel mogelijk ronden rijden op een circuit van 13,65 km. Twee renners mogen elkaar wel afwisselen in dezelfde racewagen want anders zou de vermoeidheid ongelukken veroorzaken. De race vindt elk jaar in het tweede weekend van juni plaats. Er komen niet minder dan een kwart miljoen toeschouwers op af! Autoraces worden al sinds 1906 in Le Mans gehouden. De auto’s van toen lijken nu wel erg primitief, maar sommige haalden al bijna 200 km per uur!
 
Le Mans zelf is een eeuwenoude stad met nog omwallingen uit de tijd van de Romeinen. Halfweg gelegen tussen Parijs en het westelijke Bretagne en Normandië is de stad gedurende de middeleeuwen het toneel geweest van heel wat strijd. In de negende eeuw kwamen de Vikingen uit het hoge noorden tot bij de stad en plunderden haar volledig. Gedurende eeuwen volgden nog heel wat oorlogen omdat hertogen en graven dit deel van Frankrijk niet zomaar aan de macht van de koning in Parijs wilden onderwerpen. Le Mans is een boeiende stad om te bezoeken! Je vindt er heel wat middeleeuwse gebouwen en ook een prachtige gotische kathedraal.

4. Het zuidwesten

Zie unité 27.

5. De Pyreneeën
1 = Bayonne
2 = Lourdes
3 = Toulouse
4 = Carcassonne
5 = Montpellier
6 = Béziers
7 =Perpignan
 
 
 
 
 
 
 
De grens met Spanje: de muur van de Pyreneeën
 

Wie de Ronde van Frankrijk volgt, weet dat de ritten in de Pyreneeën voor de renners de zwaarste ritten zijn. Enkele ruwe en steile “cols” (doorgangen tussen de toppen) staan geregeld op het programma van de “Tour”: le col du Tourmalet, le col de l’Aubisque, le col d’Aspin … Na de uitputtende klim volgt de gevaarlijke afdaling.

De Pyreneeën vormen een bergketen van 430 kilometer lang en worden in vier gebieden ingedeeld.
 

Van west naar oost zijn dat:

– de Atlantische Pyreneeën (niet erg hoog)
– twee middengebieden (allebei steil en breed)
– de Middellandse-Zee Pyreneeën.
 
In deze bergen vind je heel wat toeristische plaatsen (kuuroorden en skigebieden), maar ook stuwdammen en waterkrachtcentrales die zorgen voor elektriciteit.
 
Helemaal in het westen, tegen de Atlantische Oceaan, ligt Baskenland, aan weerszijden van de Frans-Spaanse grens. De Basken vormen een heel oude bevolkingsgroep met een eigen taal en sterke tradities. Hun onafhankelijkheidsstrijd aan Spaanse zijde komt geregeld in het nieuws. De grootste stad in deze streek is Bayonne, maar de kuststeden lokken de meeste toeristen. Een bekende kuststad is Biarritz, dat prachtig gelegen is aan de zogenaamde “Côte d’Argent” (de zilveren kust, in tegenstelling tot de “Côte d’Azur” aan de Middellandse Zee).
 
Iets meer naar het oosten komen we langs Pau, gelegen langs één van de vele rivieren die het water uit de bergen afvoeren. Ten zuiden van Pau ligt het kleine stadje Lourdes (zie foto), dat sinds meer dan honderd jaar een bekend katholiek bedevaartsoord is.
 
Maar de belangrijkste stad in dit gebied is Toulouse, de vroegere hoofdstad van de middeleeuwse staat “le Languedoc”. Deze staat werd gekenmerkt door het gebruik van een eigen taal, namelijk “la langue d’oc”, de taal van “oc” (“oc” betekent ja en werd gebruikt in tegenstelling tot “oui” in de Romaanse taal die in het gebied van Parijs gesproken werd en die uiteindelijk het Frans werd).
 
Tussen Toulouse en de Middellandse Zee komen we door een gebied dat door de Romeinen sterk gekoloniseerd werd en dat in de middeleeuwen het paradijs was van ridders en legenden. Carcassonne (zie foto) staat op het programma van elke toerist die nog een volledig ommuurde middeleeuwse stad wil bezichtigen.
MontpellierBéziers en Perpignan liggen dichter bij de kust langs een drukke autoweg die naar Spanje voert. Omdat heel wat vakantiegangers die de dure Côte d’Azur mijden, sinds vele jaren via deze weg naar het goedkopere Spanje trekken, besloot de Franse regering de Middellandse-Zeekust van Montpellier tot aan de Spaanse grens om te vormen tot een keten van nieuwe badsteden die plaats kunnen bieden aan niet minder dan 650 000 vakantiegangers. Dit enorm project is nog altijd in volle ontwikkeling.

6. De Azurenkust
1 = Nice
2 = Monaco
3 = Cannes
4 = Menton
5 = Marseille
6 =Toulon
 

In het zuiden wordt Frankrijk hier begrensd door de Middellandse Zee, met heerlijke stranden en bekende vakantieoorden. Nice is er één van, maar plaatsen zoals MonacoMonte-CarloCannesMentonCap Martin zijn al even bekend.
 
De grootste haven is Marseille (zie foto), sedert de oudheid bekend als handelscentrum van de Middellandse Zee. Iets meer naar het oosten ligt de moderne havenstad Toulon, waar een groot deel van de Franse oorlogsvloot zijn basis heeft.
 

7. De Provence

Zie unité 27.

8. De Alpen
1 = Mont Blanc
2 = Chamonix

3 = Grenoble

 

De Alpen zijn een bergketen in Europa, met een oppervlakte van meer dan 200 000 km², die zich uitstrekt van Frankrijk (Franse Alpen) tot ver in Oostenrijk en van Italië tot in het Zuid-Duitse Beieren (Beierse Alpen). Zwitserland is voor meer dan de helft alpengebied.

 

De hoogste alpentop is de Mont Blanc, waarvan de eerste meting in 1775 een hoogte van 4775 meter aangaf. Sinds de nieuwste metingen in 2003 is de berg officieel 4808 meter en 45 cm hoog (met een foutmarge van 10 cm). Daarmee is deze berg de hoogste van Europa, Rusland niet meegerekend. De berg ligt op de Frans-Italiaanse grens, vlakbij Chamonix in de Franse Alpen.

Grenoble, de hoofdstad van de Franse Alpen, is mooi gelegen in een dal, omringd door de bergen van de Vercors. Het is een levendige, mooie stad met oude stadswijken. Het gebied rond het Lac de Bourget heeft ook veel te bieden: thermale baden in Aix-les-Bains, een schitterend klooster in Abbeye de Hautecombe, de elegante stad Chambéry en boottrips over het meer van Bourget zelf.

 

9. De Elzas en Lotharingen

1 = Nancy
2 = Metz
3 = Strasbourg

De noordoostelijke hoek van Frankrijk is een streek van heuvels, bergen en wouden. Al in de middeleeuwen was dit gebied bekend om zijn sterke eiken en beuken. Die werden geveld om er huizen mee te bouwen of meubels van te maken. Deze bosrijke hoek is ook vele eeuwen lang betwist gebied gebleven tussen Frankrijk en Duitsland: daarom vindt men er ook nog zoveel overblijfselen van wallen, forten, versterkte linies, bunkers en ondergrondse schuilplaatsen. Heel wat historische veldslagen werden hier uitgevochten.

Een oeroude bergketen, de Vogezen, verdeelt dit gebied in twee delen. Links ervan ligt “la Lorraine” (Lotharingen), met als grootste steden Metz en Nancy. Rechts van dit gebergte ligt “l’Alsace” (de Elzas), prachtig uitgestrekt langs de Rijn. Het is hier dat de Duitse invloed het sterkst merkbaar is: bijna alle dorpen en steden dragen er Duitse namen en de mensen zelf spreken er meestal een Duits dialect, hoewel het Frans er de officiële taal is.

De belangrijkste stad in dit gebied is Strasbourg, een stad die vaak als raakpunt van de Germaanse wereld (Duits, Nederlands …) en de Latijnse wereld (Frans, Spaans, Italiaans …) wordt beschouwd. Daarom ook zetelt hier de Raad van Europa.

10. Bourgondië

De naam Bourgondië (in het Frans la Bourgogne) is ook voor Vlamingen een echt begrip: Vlaanderen is immers jarenlang nauw verbonden geweest met Bourgondië. In de 14e en 15e eeuw breidde het hertogdom Bourgondië zich uit van de Zwitserse Alpen tot in Nederland. Het was een periode van grote welvaart onder de leiding van beroemde hertogen die elkaar opvolgden, in het bijzonder Filips de Stoute, Jan zonder Vrees en Filips de Goede (zie het schilderij). De hoofdstad Dijon trok heel wat Vlaamse schilders en beeldhouwers aan. “Leven als een Bourgondiër” betekent nu nog “van het leven genieten”.

Dijon is nog steeds het centrum van Bourgondië. Je kunt er een hele reeks historische gebouwen bezoeken die de rijkdom van het oude hertogdom bevestigen. Bewonder

er het paleis van de hertogen, enkele eeuwenoude kloosters, schitterende praalgraven … En tegelijkertijd is Dijon en omstreken ook de plaats om “Bourgondisch” te eten in één van de talrijke restaurants, want de “gastronomie” is er een echte kunst. Een bekend streekproduct is de mosterd, “la moutarde de Dijon”.
 
 
Een van de elementen van de Bourgondische gastronomie is de wijn. Meer dan duizend jaar geleden begonnen monniken er zich aan de wijnbouw te wijden. In hun kloosters hadden ze ook grote kelders waar ze de wijn in enorme tonnen konden laten rijpen. Over de eeuwen heen leerden ze de kwaliteit van de wijngaarden en van de wijn zelf stelselmatig te verbeteren. Dat maakt dat nu de “Bourgogne” wereldwijd bekend is als de verzamelnaam voor niet minder dan 84 soorten wijn. De wijngaarden strekken zich in alle richtingen uit over een afstand van 250 kilometer. Jaarlijks worden er ongeveer 200 miljoen flessen wijn geproduceerd.
 

11. Le Nord

Zie unité 33.

12. Parijs

Zie unité 31.

Ontdek zelf wat een Franstalige zender vandaag aanbiedt. Je kunt zeker heel wat woorden herkennen om een idee te krijgen van het aanbod. Klik op de zender van je keuze!

RTBF

Arte

TF1

Van loopfiets tot koersfiets.

Zonder fiets zouden er geen wielerwedstrijden zijn. Maar het heeft bijna een eeuw geduurd voor de fiets zijn huidige vorm kreeg. De eerste fiets is de zogenaamde loopfiets, uitgevonden in het begin van de 19e eeuw. De twee wielen zijn verbonden met een plank met daarop een zitje en de bestuurder moet zich voortdurend met zijn voeten tegen de grond afzetten.

Veertig jaar lang blijft de loopfiets in omloop en jongelui uit die tijd houden er al wedstrijden mee, ‘s zondags in de parken.

In 1862 vindt een 14-jarige jongen het systeem van de pedalen uit. Ernest Michaux, de zoon van een Parijse sloten- en wagenmaker, heeft het idee om twee zwengels aan de as van het voorwiel te plaatsen. Nu kun je rijden door op pedalen te trappen. Henri maakt het voorwiel wat groter zodat je minder moet trappen om sneller vooruit te gaan.

 
De uitvinding wordt zo’n succes dat de familie Michaux er in de volgende jaren 20 000 exemplaren van zou verkopen! Iedereen wil een Michaux-fiets!
 
Sommigen maken het voorwiel zelfs steeds groter, want hoe groter het wiel, hoe harder je ermee kan rijden en dat is uiteraard belangrijk bij wedstrijden (ook al moet je dan harder trappen). Bij sommige modellen wordt het voorwiel tot anderhalve meter groot! Maar van die hoogte kun je er als “wielrijder” lelijk mee vallen en ongevallen zijn talrijk.

De volgende stap brengt ons dicht bij het model van de huidige fiets: in 1869 bedenken twee Fransen, Eugène Meyer en André Guilmet, een systeem van pedalen tussen de twee wielen. Dankzij tandwielen brengt een ketting de aandrijving naar het achterwiel. Je moest er maar aan denken! Door een groter tandwiel aan de pedalen te gebruiken kun je ook de snelheid verhogen. Prima voor de snelheidsduivels! Hoewel Meyer en Guilmet voor hun uitvinding een prijs kregen, zou het bijna 20 jaar duren voor dit model een commercieel succes zou worden.

 
De eerste grote wielerwedstrijden
 
Tot de jaren 1860 waren wielerwedstrijden vooral voor het amusement van rijke jongelui ‘s zondags in het park. Maar dan ontstaan er wielerclubs en wedstrijdreglementen. In 1868 organiseert de Véloce Club de Paris de eerste officiële koers in Parijs, meteen met internationale deelnemers. De Brit James Moore wordt de winnaar!

 

In 1869 organiseert de club een wedstrijd over een “enorme” afstand: 123 kilometer van Parijs naar Rouen. Opnieuw wint James Moore: hij doet er 10 uur en 45 minuten over. Trappend op de pedalen aan het voorwiel haalt hij bijna 12 kilometer per uur! Bij de eerste moderne Olympische Spelen in 1896 in Athene is de wielersport zodanig ingeburgerd dat het een van de disciplines is. De Fransman Léon Flameng wint er goud op de 100 kilometer. Hij haalt gemiddeld 27 km per uur. Duizelingwekkend voor de tijd!

De Ronde van Frankrijk gaat van start

In 1903 organiseert Henri Desgranges, de uitgever van een sportkrant, de eerste Ronde van Frankrijk. Het idee alleen vinden veel mensen al te gek, want de koers kondigt zich als onmenselijk aan: 2 486 kilometers in slechts zes etappes. De kortste etappe is al 268 km, de langste 471! En dat met de zware fietsen uit die periode, zonder versnellingen, over kasseien, zand- en modderwegen. Daarenboven moeten de renners zelf voor alles zorgen, bagage, gereedschap, voeding en drank. Niemand mag hen onderweg helpen. Om de etappe te halen moeten ze ook vaak ‘s nachts doorrijden langs niet verlichte wegen. Die onvoorstelbare uitdaging zorgt natuurlijk wel voor veel sensatie. Van de 60 deelnemers komen er maar 21 aan in Parijs. De eerste die aankomt, Maurice Garin, heeft 3 uur voorsprong op de tweede. De laatste komt pas twee en een halve dag later aan!
Het jaar daarop besluit Henri Desgranges het nog eens te proberen. Maar de Tour van

 1904, nog zwaarder dan de vorige, zorgt voor een hele reeks schandalen. Er is immers weinig controle onderweg en op die lange afstanden, vooral ‘s nachts, zijn er amper toeschouwers. Nogal wat renners profiteren ervan door zich met een auto te laten vervoeren, enkele nemen zelfs de trein naar een volgend station en rijden dan verder. Sommige renners worden aangevallen en tegengehouden door supporters van een andere renner. Het gonst van de geruchten over die oneerlijkheden. Na de Tour volgt een onderzoek en de vier eersten worden gediskwalificeerd. De vijfde, Henri Cornet, een brave jongen van 20 jaar, wordt als winnaar uitgeroepen.

Door al die problemen is Henri Desgranges zo ontmoedigd dat hij nooit meer een Ronde van Frankrijk wil organiseren. Maar het jaar daarop bedenkt hij zich. Hij begrijpt dat er meer regels en controles nodig zijn om de Ronde te laten slagen. Vanaf 1905 krijgt de Tour een nieuwe vorm: meer korte etappes en enkel overdag rijden. Elk jaar zou het succes ervan stijgen zodat het uiteindelijk een van de grootste sportevenementen van het jaar wordt.

Een Amerikaan die in het Frans zingt? Ja hoor, en hij is lang niet de enige. Amerikanen hebben altijd van de Franse taal en van Franse chansons gehouden.

Joe Dassin is geboren in New York in 1938. Hij is de zoon van Jules Dassin, een bekende filmregisseur in Hollywood, het centrum van de Amerikaanse cinema. Zijn moeder is van Hongaarse afkomst en speelt viool in een orkest. De kleine Joe groeit dus op in een milieu van acteurs en muzikanten. De familie reist ook veel en zo belandt Joe op twaalfjarige leeftijd in Parijs waar hij een deel van zijn middelbare studies doet. Hij heeft het er best naar zijn zin en maakt veel vrienden. Hij loopt ook school in Zwitserland. Op z’n 18 jaar keert hij terug naar de Verenigde Staten waar hij aan de universiteit gaat studeren en na vier jaar een diploma in de etnologie (volkenkunde) haalt.

Zijn hele jeugd lang is Joe geboeid geweest door muziek en liedjes. Tijdens zijn jaren als student in de Verenigde Staten verdient hij geld door aan de terrasjes van cafés liedjes te zingen, ook Franse liedjes want daar houdt het publiek van. In het begin van de jaren 1960 besluit hij terug te keren naar Frankrijk waar hij presentator wordt van het bekende radiostation RTL. Daardoor krijgt hij de kans om een liedje op te nemen, maar dat eerste plaatje wordt geen succes. Hij geeft niet op en in 1966 neemt hij een ander liedje op, Bip Bip. Zijn warme stem en het leuke melodietje zorgen ervoor dat hij van de ene dag op de andere in de hitparade zit. Het liedje vertelt hoe Joe Dassin in het Parijse verkeer een jongedame helpt die met haar open wagen in een regenbui terechtkomt. En bip bip is natuurlijk de kreet van Woody Woodpecker, de snelle woestijnvogel op de baan.

Al spoedig volgen concerten want het publiek wil die nieuwe jonge zanger in levende lijve toejuichen. In 1967 treedt hij samen met de jonge Salvatore Adamo op. Adamo is dan net 24 jaar. Het jaar daarop scoort Joe Dassin een nieuwe grote hit met een liedje over de Daltons, de vier bandieten in het Amerikaanse westen, die Lucky Luke steeds maar weer in de gevangenis moet stoppen.

De Amerikaanse achtergrond vind je ook in een liedje als L’Amérique, dat een Franse versie is van een bekende Amerikaanse song, “Yellow river”. De volgende opname van dat liedje is wel heel speciaal: hier zingt Joe Dassin samen met de recente zangeres Laam, maar in feite is het een montage want Joe Dassin leeft op dat moment niet meer… Je merkt amper dat het live optreden van Laam gekoppeld is aan een beeldprojectie met Joe.

In 1970 brengt Joe Dassin het liedje Les Champs-Élysées uit, een liedje over die beroemde grote laan in Parijs. Het wordt een van zijn grootste successen. Het is een liedje dat niet alleen alle Franstaligen kennen, maar ook alle leerlingen en studenten die Frans leren. Als je Joe dassin – Les Champs Élysées op Internet zoekt, zul je merken hoeveel mensen er PowerPoints over hebben gemaakt. En natuurlijk vind je ook video’s waar Joe Dassin zelf het liedje op zingt.

Zelfs de meest recente succesvolle artiesten zingen dit liedje nog steeds vol overgave, zoals Zaz in 2010. Heel de jaren 1970 zou Joe Dassin nog talrijke succesliedjes zingen. Helaas speelt de gezondheid hem parten. In 1979 moet hij geopereerd worden aan een maagzweer en hij herstelt moeilijk. Maar het is zijn hart dat hem de genadeslag geeft: in 1980 sterft de beroemde zanger aan een hartaanal. Hij is nog maar 42 jaar oud. Maar vergeten worden zal hij nooit. Zijn liedjes behoren tot het muzikaal erfgoed van iedereen die van de Franse taal houdt.

Het chanson verwijst naar een aantal bekende plaatsen in Parijs, maar gebruikt daarbij woordspelingen. Op het internet vind je gemakkelijk beelden terug van deze plaatsen!

 La Bastille est assiegee: het gaat om het Bastilleplein (la place de la Bastille), dat door het verkeer “bestormd” wordt. Maar het is ook een woordspeling met verwijzing naar de Franse geschiedenis. Op 14 juli 1789 werd de Bastille, de staatsgevangenis, oorspronkelijk een koninklijke burcht in Parijs, bestormd door het volk. Dat was het sein voor de Franse Revolutie en 14 juli is sindsdien de Franse nationale feestdag.

et la Republique est en danger: het gaat om het plein van de Republiek (la place de la République), dat door het verkeer “bedreigd” wordt. Ook hier is het een woordspeling met verwijzing naar de Franse geschiedenis. In 1792 werd de jonge Franse Republiek bedreigd door buitenlandse legers. De zin La Republique est en danger werd een heuse slagzin om de bevolking op te roepen ten strijde te trekken, wat ook gebeurde. Een Frans leger van vrijwilligers versloeg de vijand en de Republiek was gered.

– L’agent voudrait se mettre au vert: letterlijk zich in het groen zetten. Met het verkeerslicht “op groen” zou de agent het verkeer kunnen laten doorstromen. Een andere betekenis van se mettre au vert is rust nemen op het platteland. Dat wil de agent zeker ook.

– L’Opera reve de grand air: het operagebouw in Parijs is erg bekend. De term grand air verwijst naar buitenlucht, zoals in j’aime le grand air de la campagne. Temidden van al de verkeerswalmen droomt het operagebouw dus van buitenlucht. Het is ook een woordspeling op de muziek want un air betekent eveneens een melodie en un grand air is een aria, namelijk een lied dat een operazanger alleen zingt.

– A Cambronne, on a des mots: Cambronne is het Cambronneplein. On a des mots is een woordspeling op le mot de Cambronne: Cambronne, een Frans generaal, was één van de laatsten die nog standhielden tijdens de slag van Waterloo in 1815. Toen de Engelsen hem toeriepen zich over te geven, zou hij als antwoord geschreeuwd hebben: Merde!

 – et a Austerlitz, c’est Waterloo: Austerlitz verwijst naar de pont d’Austerlitz (Austerlitzbrug over de Seine), die door het verkeer eigenlijk een “Waterloo” wordt, namelijk een zware veldslag. In Waterloo, nabij Brussel, werd in 1815 het leger van de Franse keizer Napoleon verslagen. De woordspeling bestaat erin om Austerlitz en Waterloo samen te brengen: op die plaatsen werden de twee bekendste veldslagen onder de Franse keizer Napoleon gevoerd. In Austerlitz (Tsjechië) behaalde hij in 1805 zijn grootste overwinning op de Russen en Oostenrijkers, in Waterloo leed hij zijn grootste nederlaag.

Hoe komt het nu toch dat je de ballon niet in de fles kunt blazen of duwen maar dat de wortelen de ballon wel naar binnen kunnen zuigen?

Kort samengevat komt dat doordat de wortelen in de fles “ademen”.

Je kunt de ballon niet in de fles duwen of blazen omdat die fles gevuld is met lucht. Als een fles open is, zit er natuurlijk ook lucht in, maar als je dan je vinger in de fles duwt, dan duw je er eigenlijk een beetje lucht uit. Als de fles afgesloten is door de ballon en je wilt dan iets extra in de fles duwen, gaat dat niet omdat de lucht die alle plaats inneemt niet kan ontsnappen.

Hoe kunnen wortelen nu zorgen dat er plaats in de fles vrijkomt? Dat komt doordat de wortelen in de fles “ademen” (een beetje zoals wij mensen ook ademen). Daarbij wordt zuurstofgas verbruikt en wordt er CO2 (koolstofdioxide) vrijgegeven. CO2 neemt minder plaats in dan zuurstofgas en daardoor is er ruimte voor de ballon.

Na vier unités vind je telkens de rubriek Mon portfolio.

Wat is een portfolio?

Het is een uitgebreide identiteitskaart, met informatie over wie je bent en wat je kunt.

Wat is de bedoeling van je portfolio Frans?

  • Het toont stap voor stap hoe je vooruitgaat in het Frans.
  • Het vertelt je wat je al moet kunnen in het Frans.
  • Het helpt je bij het leren.

Hoe kun je met je portfolio werken?

  • Lees wat je moet kunnen en herhaal de Franse zinnen rechts. Blader indien nodig nog eens door je boek of werkschrift. Vraag hulp indien nodig.
  • Dek de Franse zinnen af. Kun je ze vlot zeggen?
  • Wil je op je portfolio zaken markeren of wat bijschrijven? Hier kun je je portfolio downloaden en afprinten zo vaak je wilt (*.pdf – 6 kB)!
  • Wil je de woorden van de vorige unités nog eens allemaal op een rijtje? Klik hier voor de woordenlijst van unité 21 tot en met 24 (*.pdf – 20 kB).

Is er een verband tussen het aantal uren dat je slaapt en hoe je je voelt?

Houd een slaapdagboek bij en ontdek het zelf!

Je kunt zo’n slaapdagboek hier downloaden en printen.

 
Sofie is een dagje aan zee geweest.
Jij bent zeker ook als eens aan de Belgische kust geweest (misschien woon je er zelfs).
Aan onze Belgische kust hoor je veel Frans spreken. Inderdaad! Voor onze Franstalige landgenoten is de Belgische kust net zo aantrekkelijk als voor Vlamingen de Ardennen.
 
Op internet vinden Vlamingen informatie over de Ardennen in het Nederlands, terwijl Franstaligen informatie over de Belgische kust in het Frans kunnen vinden. Ontdek hoe Franstaligen onze kust (le littoral) kunnen verkennen.
 
Je kunt zeker heel wat woorden begrijpen en verder klikken op wat je interesseert.
 
En daarna kun je ook de Ardennen voor Nederlandstaligen verkennen!
 
Veel plezier!


Het zuidwesten van Frankrijk vormt een groot gebied met tal van eigen streken. We beginnen bij de Dordogne.

“We zijn op vakantie in de Dordogne geweest!” Dat zeggen vele duizenden toeristen die uit die streek terugkomen na de zomervakantie.

De Dordogne is in de eerste plaats de naam van een rivier in het zuidwesten van Frankrijk. Toen Frankrijk in 1790 in departementen werd verdeeld, kreeg één van die departementen, waar de Dordogne doorstroomt, dezelfde naam toegewezen. Het departement heeft ongeveer dezelfde grenzen als de oude provincie Périgord, vandaar dat je die naam ook nog vaak hoort. Wie van natuur, grotten en kastelen houdt, zal zijn hart hier kunnen ophalen!

Grotten

Op weinig plaatsen in Europa zijn zoveel sporen teruggevonden van onze verre voorouders als in de Dordogne. We gaan terug naar zo’n 20 000 jaar voor Christus en naar de prehistorische mensen van toen. Zij leefden in de talrijke grotten die je nu nog kan bezichtigen. Ze lieten er hun sporen na in de vorm van schitterende rotstekeningen. Ontdek die wondere wereld: http://www.best-of-perigord.tm.fr/sites/grottes/grott_nl.html

De beroemdste grot is ongetwijfeld die van Lascaux.

Op een dag in 1940 wandelden vier kinderen in de heuvels bij Lascaux. Plotseling verdween hun hond in een put onder een ontwortelde boom. Die put leek wel de toegang tot een grot. De kinderen daalden voorzichtig af. Bij het licht van een lucifer zagen ze de afbeeldingen van kleurrijke dieren. De grot van Lascaux was ontdekt! Hier waren 20 000 jaar geleden voor-historische kunstenaars aan het werk: in de 150 meter lange galerijen van de grot hebben ze zo’n 1 500 muurschilderingen en – tekeningen nagelaten.

In die periode begonnen de oermensen gebruiksvoorwerpen van steen en been te maken. De grotten waren hun woningen. Maar niet lang na de afwerking van de schilderingen, versperde een instorting de ingang van de grot volledig. Een dikke laag klei gleed over de brokstukken en sloot de grot hermetisch af. Alleen het toeval zorgde ervoor dat wij nu deze unieke kijk op onze verre voorouders hebben.
 

De grot van Lascaux werd zo beroemd dat elk jaar honderdduizenden mensen ze kwamen bezichtigen. Dat zorgde voor zoveel schade aan de unieke kunstwerken dat men in 1963 de grot sloot voor het publiek. Maar op 200 meter van de grot bouwde men in een oude steengroeve een perfecte kopie van de oorspronkelijke galerijen met de schilderingen, Lascaux II. Zo kunnen nu elk jaar de duizenden bezoekers toch nog genieten van het aangrijpende schouwspel van Lascaux.

Kastelen
 

Men noemt de Dordogne het land met de duizend kastelen. Of het er ooit duizend waren is niet zeker, maar er bestaan er nog minstens 600, de meeste uit de middeleeuwen. De vroegere provincie Périgord is inderdaad een streek waar eeuwenlang generaties ridders met elkaar oorlog hebben gevoerd. Om zichzelf en hun gezin te beschermen bouwden ze machtige burchten met torens en kantelen. De éne oorlog volgde op de andere. Het werd zelfs zo langdurig en ingewikkeld dat men nu spreekt van de honderdjarige oorlog (van 1337 tot 1453) toen er om de troon van Frankrijk tegen de Engelsen gestreden werd. En daarna kwamen de godsdienstoorlogen tussen katholieken en protestanten…

Als je meer wil weten over het oorlogvoeren in de middeleeuwen, dan is het kasteel van Castelnaud zeker aan te raden: http://www.sites-en-perigord.com/nl/sites/chateau-de-castelnaud.html

En hier vind je nog meer over andere kastelen:http://www.best-of-perigord.tm.fr/sites/chateaux/chato_nl.html

Langs de kusten van de Atlantische oceaan

We verlaten de Dordogne om de streken dichter bij de kust van de Atlantische oceaan te verkennen. De grootste stad is hier Bordeaux, een grote havenstad aan de monding van de Garonne. Als mensen de naam “Bordeaux” horen, denken ze in de eerste plaats aan rode wijn. Deze naam komt van de stad Bordeaux, het centrum van één van de grootste wijngaardgebieden van Frankrijk. Jaarlijks wordt in dit gebied 500 miljoen liter wijn geproduceerd. De namen van deze wijnen klinken wijnkenners vertrouwd in de oren: Saint-Emilion, Bergerac, Pomerol, Margaux, Sauternes, Graves …

Bordeaux zelf ligt aan de kruising van een belangrijke verkeersroute en een drukbevaren waterweg. De verkeersroute is een eeuwenoude weg die vanuit Parijs naar Spanje loopt. Hierlangs zijn sinds de vroege middeleeuwen miljoenen bedevaarders naar het Spaanse Santiago de Compostella getrokken. Dit verklaart waarom langs deze route zoveel Romaanse kathedralen, kerken en kloosters zijn ontstaan als pleisterplaatsen voor de bedevaarders. Ook nu nog is de traditie levend: jaarlijks trekken duizenden te voet naar Compostella en velen gaan via Bordeaux. Ook via andere Franse wegen verloopt de bekende tocht, zoals het kaartje toont.

Hou je van stripverhalen? Ten noorden van Bordeaux bevindt zich Angoulême, de hoofdstad van het stripverhaal (la BD of la bande dessinée). Elk jaar wordt hier een enorm festival gehouden dat tienduizenden liefhebbers aantrekt. Er is ook een een uniek museum van het stripverhaal waar je veel meer te weten kan komen over de geschiedenis van het stripverhaal en prachtige documenten van striptekenaars kan bewonderen. Het museum is een heuse “stad van de BD”. Je vindt er hier meer over.

Angoulême is ook de streek van de cognac. Alleen hier groeit de druivensoort waaruit deze alcoholische drank volgens een eeuwenoude methode bereid kan worden. In het stadje Cognac kun je de stokerijen en de kelders bezoeken.

Aan de Atlantische kust, ten noorden van Bordeaux, ligt La Rochelle. Na de ontdekking van Amerika in 1492 werd deze zeestad één van de rijkste Europese havensteden waar specerijen, rietsuiker, koffie en goud werden gelost. La Rochelle is nog altijd een mooie stad met oude torens en witgeschilderde huizen. Vele kunstenaars hebben zich hier, in de “witte stad” (la ville blanche) gevestigd. De haven van La Rochelle is ook het vertrekpunt van de veerboot naar het eiland Ile de Ré, waar je in de zomer heel wat zeilers en kampeerders vindt.

De zuidoostelijke hoek van Frankrijk is een prachtig gebied, dat toeristen uit alle delen van Europa aantrekt. Waar begint de Provence juist? De grenzen kun je op verschillende manier bepalen, ofwel het kleine departement van de Provence zelf, ofwel de grotere regio Provence-Alpes-Côte d’Azur (PACA), ofwel nog groter als heel de rechterbenedenhoek van Frankrijk. Voor de vakantieganger die van het noorden naar Zuid-Frankijk reist, begint de Provence al bij het zien van de eerste olijfbomen, zomergroene eiken en lavendelvelden. De Provence is een zonnige streek, en ook een eerbiedwaardig cultuurgebied. Het gedeelte langs de Middellandse zee is de Azurenkust. In unité 21 hebben we die al voorgesteld. 

Al zo’n 500 jaar voor Christus legden de Grieken hier met hun zeilschepen aan en stichtten er een handelspost om goederen te ruilen met de lokale Keltische stammen. Zij noemden de kleine haven Massalia, wat later Marseille werd. In de loop der eeuwen werd Massalia een rijke stad met een tempel ter ere van de Griekse god Apollo. Nu is Marseille een wereldstad.

In de tweede eeuw voor Christus kwam Marseille onder Romeins bewind. De Romeinen maakten van het hele gebied rond Marseille een eigen Romeinse “provincie”, vandaar de naam Provence. In de Romeinse legers moesten de legioensoldaten wel twintig jaar dienst doen. Maar op het einde van z’n dienst kreeg nagenoeg elke soldaat een groot stuk grond om er een nieuw leven op te beginnen. Velen konden zo in de Provence een boerderij opstarten. De “gepensioneerde” soldaten bouwden er de typische Romeinse villa’s, met veel luxe en comfort – heel verschillend van de hutten waarin onze Gallische voorouders leefden. Ze “moderniseerden” ook de oude Gallische steden door er rechte straten te trekken en ze bouwden er tempels en theaters. Zo werd de Provence echt Romeins. De sporen daarvan kun je nu nog bewonderen in een aantal prachtige steden in het gebied dat de stroom de Rhône (le Rhône) doorkruist.

Op dit kaartje zie je de belangrijste stromen die door Frankrijk vloeien. De stroom die door de Provence gaat is de Rhône. Hij komt helemaal van Zwitserland en stroomt dan richting Middellandse zee (la mer Méditerranée). Nabij de kust splitst de Rhône zich in enkele vertakkingen die ook grote meren vormen. Dat hele natuurgebied heet de Camargue en staat bekend om de vele paarden die er in de vrije natuur leven. 

Het is langs de oevers van de Rhône en in de brede strook links en rechts van de stroom dat veel Romeinen zich vestigen en er hun landerijen en steden uitbouwen. Een eerste stad, een stuk boven Marseille, is Aix-en-Provence. Gedurende de Middeleeuwen werd Aix de hoofdstad van het graafschap Provence. Vanaf de 13e eeuw werd het een belangrijk artistiek en intellectueel centrum en kreeg het ook een universiteit. Heden ten dage is de stad beroemd omwille van zijn jaarlijkse festivals voor klassieke muziek, waarvan sommige in open lucht.

In Arles bezoeken toeristen vooral de Romeinse arena die rond het jaar 70 na Christus gebouwd werd. Er is plaats voor 12 000 toeschouwers. Vroeger moesten gladiatoren het hier op leven en dood met elkaar uitvechten voor het plezier van het publiek.
 
Arles is ook het stadje waar de beroemde Nederlandse schilder Vincent Van Gogh gewoond heeft en er vele van zijn meesterwerken geschilderd heeft. Het café met terras dat hij er ooit schilderde bestaat nog steeds en is dan ook een toeristische attractie.
 
Ook Nîmes is voor liefhebbers van de Romeinse cultuur niet te missen. Naast een even indrukwekkende arena als die in Arles, mag Nîmes bogen op de best bewaarde tempel van de Romeinse oudheid. Die dateert al van 19 jaar voor Christus. Het was gewijd aan twee kinderen die jong gestorven waren, Gaius en Lucius, de geadopteerde zonen van keizer Augustus.
 

Om water voor hun baden en fonteinen naar de stad Nîmes te brengen bouwden de Romeinen een aquaduct: een kanaal van 50 kilometer lang, waarvan een deel bovenop een spectaculaire brug in drie niveaus loopt (le pont du Gard).

Als we verder langs de Rhône noordwaarts reizen, komen we bij Avignon, waar in de 14de eeuw de Pausen verbleven. Grote problemen in Rome en politieke bemoeienissen hadden ervoor gezorgd dat de paus hier terecht kwam.Het Pausenpaleis (Le Palais des Papes) is het grootste middeleeuwse gebouw van Europa. Hier zie je maar de voorkant. Het is een echte versterkte burcht, want in die tijd waren de pausen ook in oorlogen verwikkeld.

Wie Avignon zegt, denkt meteen aan de brug van Avignon (Le Pont d’Avignon) waar een beroemd kinderliedje over bestaat (“Sur le Pont d’Avignon, l’on y danse, l’on y danse…). Hé, die brug stopt midden in de stroom! Waarom? Hier kun je er meer over lezen.

En nog wat meer naar het noorden langs de Rhône vinden we Montélimar. Als je van het noorden komt verwelkomt Montélimar je als de “Porte de Provence”: hier begint deze heerlijke regio. Montélimar is een stad bekend om de produktie van snoepgoed, in het bijzonder nouga. Vele vakantiegangers die naar het warme zuiden rijden, of op de terugweg zijn, stoppen in Montélimar om er nouga te kopen. In de hoofdstraat vind je tientallen winkels naast elkaar die allemaal die lekkernij verkopen.

Maar wat iedereen ook enorm apprecieert in de Provence zijn de prachtige kleuren en geuren van de velden vol lavendel of andere “provençaalse kruiden”.
 
Die kruiden, samen met verse groenten en fruit, en kleurrijke bloemen, kun je gezellig kopen op elk marktplein in één van de vele dorpen. Luister maar naar het chanson Au marché de Provence (Livre, p. 49).

Wie is jouw geliefkoosde zanger of zangeres? Of welk groepje? Welk tv-programma volg je regelmatig? Voor jongeren van elke leeftijd is er wel een bijzondere uitzending die je niet graag zou willen missen!

Dorothée is een Franse actrice, zangeres en presentatrice op televisie (haar echte naam is Frédérique Hoschedé). Voor miljoenen Franse kinderen en tieners is zij een echt begrip! Het is wel zo dat haar beroemd programma “Club Dorothée” nu niet meer op de Franse televisie loopt, maar Dorothée en haar liedjes blijven onvergetelijk. Ze leven verder in de herinnering en duizenden mensen vinden haar met plezier terug in filmpjes en opnames op het internet. En Dorothée treedt nog steeds op!
 
Haar eerste stappen bij de televisie zijn echter niet meteen een succes. Ze wordt zelfs ontslagen en moet een tijdje ander werk gaan zoeken. Maar “nooit opgeven!” is haar devies. In 1977, op 24-jarige leeftijd, krijgt ze een nieuwe kans als personage met een lange neus in een lachprogramma voor kinderen. Het zou maar voor één zomer op tv zijn, maar het programma houdt het tien jaar vol! Dorothée zorgt ook voor spektakel met de Smurfen – in het Frans “les schtroumpfs”.
 
Dorothée is vooral beroemd geworden als animatrice van de “Club Dorothée”, een uiterst populair televisieprogramma voor jongeren, dat van 1987 tot 1997 op een Franse nationale zender loopt. Het programma, dat op verschillende weekdagen wordt uitgezonden (ook op zaterdag- en zondagochtend!), is een urenlange show met zang, dans, spelletjes, interviews, tekenfilms en interessante weetjes. Op z’n hoogtepunt haalt het programma wekelijks bijna 30 uur zendtijd. Er werken honderden mensen aan mee en het beschikt over een eigen orkest. Miljoenen Franse kinderen zijn als het ware opgegroeid met Dorothée.
 
Klik hier om te zien hoe de Club start op tv – met eerst een snelle tocht langs alle studios en decors.

Dorothée had haar eigen Magazine, dat jaren liep, met een oplage van 150 000 exemplaren!
 
Dorothée heeft honderden liedjes ingezongen die deel van het programma werden. Er zijn meer dan 20 albums uitgebracht. Tegelijk bracht zij musicals en concerten. Na een periode van stilte is Dorothée sinds 2007 opnieuw aan het optreden en zijn er nieuwe albums met liedjes uitgebracht. In 2010 vult ze de beroemde Olympia-zaal in Parijs voor een concert van drie uur, waarbij niemand wil gaan zitten. Alle toehoorders staan rechtop mee te zingen en haar toe te juichen.

Pour faire une chanson heeft Dorothée ontelbare malen op TV gezongen. Je vindt er een paar op internet: 

 
 
 
 
En hier zingt ze het nog eens in een recent concert, maar ze heeft al zoveel gezongen dat ze nog amper stem heeft!
 
 
In het liedje Vive(nt) les vacances werpt Dorothée een grappige blik op de vakantie waar alles kan mislopen!
 
 
In het liedje Nicolas et Marjolaine zingt Dorothée over de vriendschap tussen een jongen en een meisje:  
 
 
In het liedje Maman stelt Dorothée heel wat vragen over wat een kind allemaal kan overkomen.
 
 

De tekenfilms met de Smurfen werden altijd voorafgegaan door een opening met een liedje van Dorothée:

 
 

http://www.youtube.com/watch?v=rQxHdwsWP5g

Na vier unités vind je telkens de rubriek Mon portfolio.

Wat is een portfolio?

Het is een uitgebreide identiteitskaart, met informatie over wie je bent en wat je kunt.

Wat is de bedoeling van je portfolio Frans?

  • Het toont stap voor stap hoe je vooruitgaat in het Frans.
  • Het vertelt je wat je al moet kunnen in het Frans.
  • Het helpt je bij het leren.

Hoe kun je met je portfolio werken?

  • Lees wat je moet kunnen en herhaal de Franse zinnen rechts. Blader indien nodig nog eens door je boek of werkschrift. Vraag hulp indien nodig.
  • Dek de Franse zinnen af. Kun je ze vlot zeggen?
  • Wil je op je portfolio zaken markeren of wat bijschrijven? Hier kun je je portfolio downloaden en afprinten zo vaak je wilt (*.pdf – 6 kB)!
  • Wil je de woorden van de vorige unités nog eens allemaal op een rijtje? Klik hier voor de woordenlijst van unité 21 tot en met 28 (*.pdf – 30 kB).

Onze klant in het eethuisje wil kost wat kost zijn twee croissants… Ook jij lust zeker wel een lekkere croissant bij het ontbijt? Waar waar komt de vorm van dit broodje vandaan?

Dat kleine maanvormige broodje staat symbool voor een heel belangrijk moment in de wereldgeschiedenis. Tenminste… volgens de legende.
 
Al vele eeuwen lang brengt godsdient verdeeldheid in onze wereld. In het Europese Westen overheerst de christelijke cultuur, terwijl in het oosten en in Noord-Afrika de islamitische cultuur de overhand heeft genomen.
 

Meer dan eens heeft die verdeeldheid voor spanningen en voor oorlogen gezorgd. Zo trokken in de middeleeuwen christelijke legers naar het oosten om Jeruzalem te veroveren op de moslims: dat waren de kruistochten.

Maar vanaf de 14de eeuw was het de omgekeerde beweging: de islamitische cultuur breidde zich langzaam uit naar het westen. Dat was het werk van de sultans van het Ottomaanse rijk met als centrum het huidige Turkije. In de 17de eeuw was heel het zuid-oosten van Europa al deel van het Ottomaanse rijk geworden, terwijl het ook Noord-Afrika beheerste. Zou de rest van Europa ook onder het bewind van de machtige sultan komen?

 

 

In 1683 stonden de Ottomaanse legers voor de stad Wenen, de hoofdstad van het huidige Oostenrijk. Als Wenen zou vallen, dan stond de weg open naar de rest van Europa! Generaal Mustapha Pasha beschikte over 138 000 soldaten die de hele stad omsingelden. De stad was echter stevig omwald en de 11 000 inwoners slaagden erin elke aanval af te slaan. Na twee maanden belegering had de generaal een ander idee: hij gaf opdracht om in het geheim een lange diepe tunnel onder de stadsmuur te graven. Daarlangs zou hij dan voldoende soldaten in de stad kunnen smokkelen om van binnenuit toe te slaan. Maar toen de Ottomanen op een nacht dicht bij hun doel stonden, hoorden enkele bakkers, die ‘s nachts in een kelder werkten, het geluid van het graven. Zij verwittigden prompt de wachten en die konden de ondergrondse poging tijdig afslaan.

 

Ondertussen had de Poolse koning, Jan Sobieski, niet stilgestaan. Het christelijke Polen lag immers vlak boven Oostenrijk en zou als eerste bedreigd worden na de val van Wenen. In het geheim verzamelde Jan Sobieski een leger van 81 000 Poolse, Oostenrijkse en Duitse soldaten. Op 11 september 1683 viel dat leger de Ottomanen onverwacht aan. De vijand vluchtte in alle richtingen. De macht van het Ottomaanse rijk was voorgoed gebroken.

 

Om het optreden van de bakkers te gedenken mochten ze van de koning broodjes bakken in de vorm van de halve maan, het symbool op de Ottomaanse vlag. Van toen af werd het maanvormige broodje deel van het aanbod van het Weense gebak.

Maar hoe raakte de croissant dan zo bekend in Frankrijk? In 1770 trouwde Marie Antoinette, de dochter van de keizer van Oostenrijk, met de Franse koning Lodewijk XVI. Zij bracht een deel van de cultuur en de gewoonten van Wenen mee naar Parijs. En daartoe hoorde ook Weens gebak, waaronder de croissant. De Fransen gaven het die naam omdat “le croissant” de “wassende maan” betekent. En wat de nieuwe koningin graag at, wilde iedereen ook wel op zijn bord. Zo zou de croissant razend populair worden in Frankrijk.

Hou je van verhalen of films met zeerovers en piraten? Dan moet je op de Caraïbische eilanden zijn. Zoek op een kaart: het gaat om de eilanden tussen Noord- en Zuid-Amerika. Men noemt die eilanden ook wel de Antillen. Gedurende eeuwen gebruikten beruchte zeerovers die eilanden als hun thuisbasis en om er hun geroofde schatten te verstoppen.

Er zijn niet minder dan 7 000 Caraïbische eilanden (ook vele heel kleine). Ze liggen op een lijn in een grote bocht van bijna 3 500 kilometer. Bij de grootste en bekendste eilanden horen Cuba, Haïti, Guadeloupe en Martinique.
 

Een aantal van die eilanden zijn Franssprekend en sommige horen zelfs officieel tot Frankrijk. Daarom zijn veel jongelui van bijvoorbeeld Guadeloupe en Martinique in Frankrijk gaan wonen en werken.

Op een dag in Parijs besluiten vijf van die jongeren in een band de muziek van hun thuisland te spelen. La Compagnie Créole is geboren! Het woord “créole” verwijst naar de “creoolse” cultuur. In het begin duidde die term op buitenstaanders die zich op de Antillen vestigden (zowel blanken als zwarte slaven), maar het is nu een algemene term voor de Caraïbische mengelmoes van rassen en culturen en voor hun taal (een mengeling van Europese en lokale talen).
 

La Compagnie Créole bracht zo het dansritme van hun zuiderse muziek naar Frankrijk en de rest van de wereld. Want hun liedjes zijn de wereld rondgegaan. Hun eerste groot succes was BlogodoBekijk het hier !

Op de eilanden leren de kinderen al heel jong dansen! In het liedje Ma première biguine partie vraagt een meisje of ze haar eerst biguine-feestje met andere kinderen thuis mag organiseren. Liefst zonder de ouders! De biguine is een typische dans van de eilanden. Bekijk het hier !

 

 

In het liedje Vive le douanier Rousseau brengt la Compagnie Créole hulde aan een Franse schilder, Henri Rousseau. Die had in de 19e eeuw veel doeken geschilderd met als onderwerp de natuur en de dieren op de Caraïbische eilanden. Maar hij was er zelf nooit geweest en liet zijn fantasie de vrije loop. Toen hij nog leefde lachtte zowat iedereen met zijn “naïeve” schilderijen, maar nu zijn die elk miljoenen waard. De groep zingt over de exotische planten en dieren die je in de schilderijen kan zien.
 
Vive (Leve) le douanier Rousseau! Bekijk het liedje hier !
 
 
 

 

Hoe is het leven op de eilanden? Het lijkt wel voortdurend vakantie! Met C’est bon pour le moral scoorde de groep hun grootste hit. Bekijk het hier !

Carnaval is natuurlijk hét feest van het jaar. Een heel jaar lang werken de deelnemers aan hun kostumering. Daar gaat het liedje Le bal masqué over. Bekijk het hier !

Van een dorpje naar een Romeinse stad
Driehonderd jaar voor onze tijdrekening vestigde een Keltische stam, de Parisii, zich op een eilandje in de Seine: hun hutten vormden de wieg van een stad die meer dan tweeduizend jaar later een van de grootste ter wereld zou zijn.
Bij het begin van onze tijdrekening, ten tijde van Julius Caesar, was Parijs (toen “Lutetia” genoemd) al een kleine stad geworden, een druk handelspunt met een Romeinse vesting vooraan op het eiland. Uderzo, de tekenaar van Astérix, heeft het als volgt voorgesteld:
De groei van Parijs in de loop der eeuwen vormt een boeiend verhaal. De sterke vestingmuren die de stad beschermden, moesten steeds verder van de stadskern worden herbouwd. In die steeds verder uitdijende kring werden oudere wijken en buurten afgebroken om plaats te maken voor paleizen, kerken, monumenten, grote lanen en parken. Elke koning of keizer die ooit over Frankrijk heeft geheerst, heeft op die manier zijn stempel op Parijs gedrukt. De stad moest steeds mooier en grootser worden!
Het hartje van Parijs is nog steeds het eiland in het midden van de Seine, waar eens het dorpje van de Parisii stond. Dit is La Cité, met onder meer de Notre-Dame-kathedraal, het justitiepaleis (le Palais de Justice) en een schitterende gotische kapel, la Sainte-Chapelle.
Aan de zuidkant van la Cité, op de linkeroever van de Seine, strekt zich het gebied van het “intellectuele Parijs” uit. Hier bevindt zich onder meer de Sorbonne-universiteit, midden in het Quartier Latin, de buurt waar men studenten uit alle werelddelen aantreft.
Aan de noordkant van la Cité, op de rechteroever van de Seine, ligt het “koninklijke Parijs”. Hier vinden we het vroegere koninklijke paleis, le Louvre, een uitgebreid geheel van gebouwen, thans een wereldberoemd museum. Via de tuin van de Tuileries komen we aan de place de la Concorde, waar de grote laan van de Champs-Elysées begint.
De Champs-Elysées voert ons naar het westen tot aan de Place de l’Etoile, een stervormig verkeerspunt waar 12 grote lanen samenkomen. In het midden van de Place de l’Etoile staat l’Arc de Triomphe, een monumentale triomfboog, die men ten tijde van Napoleon is beginnen bouwen, en die het graf van de Onbekende Soldaat overspant.
Een stukje terug naar het zuiden, aan de overzijde van de Seine staat de Eiffeltoren (la Tour Eiffel), het symbool van de wereldtentoonstelling van 1889 die in Parijs werd gehouden.
In het noorden van Parijs, op de heuvel van Montmartre, kijkt de witte basiliek van de Sacré-Cœur uit over het “plezierige Parijs”: een concentratie van music-halls, cafés, cabarets, dancings, clubs…
Wil je meer weten over deze en andere belangrijke bezienswaardigheden? Via de links hieronder kom je op pagina’s die daar meer uitleg over geven. De rode cijfers op het plannetje komen overeen met de cijfers voor de links.
1.Place du Trocadero 2.La Défense 3.De Eiffeltoren 4.De kathedraal van Notre-Dame 5.Hôtel des Invalides 6.Sacré-coeur 7.Montmartre 8.Le jardin des Tuileriese 9.De seine 10.De Arc de Triomphe 11.Avenue des Champs-Élysées
1.  Place du Trocadéro
Op de place du Trocadéro staat een ruiterstandbeeld van Maarschalk Foch. Trocadéro was de naam van een fort dat de Fransen overmeesterd hebben in het begin van de 19de eeuw. Op deze plaats heeft men dan in 1867 een paleis in diezelfde stijl gebouwd. Dat werd 50 jaar later afgebroken. In 1937 bouwde men er het Palais de Chaillot voor de Wereldtentoonstelling.
Het bekendste deel van de place du Trocadéro is het benedenplein met de vele fonteinen. Niet minder dan 20 waterkanonnen en 12 waterzuilen zorgen voor een o­ngekend waterfestijn. Om zuinig om te springen met energie worden de kanonnen slechts een paar keer per uur in werking gesteld.
Je hebt een heel mooi zicht op de place du Trocadéro als je op de Eiffeltoren staat. Het plein ligt net aan de overkant van de Seine.
2. La Défense
La Défense is een zakenwijk in Parijs. Er staan heel wat moderne wolkenkrabbers met kantoren. Zo’n 140 000 Parijzenaars werken in dit deel van de stad. Het bekendste gebouw van La Défense is la Grande Arche. Het werd in 1989 geopend, na een bouwperiode van 4 jaar. Het heeft de vorm van een kubus, de hoogte, lengte en breedte zijn precies 110 meter. De Arc de Triomphe is maar half zo hoog. De kubus is van binnen open, waardoor als het ware een overdekt plein is o­ntstaan van bijna 1 hectare. Het gebouw telt 35 verdiepingen en er werken in totaal zo’n 4 000 mensen. Vanaf dit plein heb je een prachtig uitzicht over de wijk. In het gebouw zijn kantoren gevestigd, en de bovenste verdiepingen zijn o­nder andere in gebruik als tentoonstellingsruimte, restaurant en shops. La Grande Arche is een o­ntwerp van de Deense architect Johan-Otto Von Spreckelsen. Door de enorme afmetingen van 110 meter hoog, breed en lang o­ntstonden enorme oppervlakten, waarbij in totaal 20 000 vierkante meter marmer is gebruikt. Verder is er ook nog zo’n 2,5 hectare glas in verwerkt. De ruimte o­nder de overkapping is zo groot dat de Notre-Dame er o­nder zou kunnen passen. Je kunt ook op het gebouw. Daar heb je een fantastisch zicht over de stad.
3. De Eiffeltoren
De Eiffeltoren werd gebouwd tussen 1 juli 1887 en eind mei 1889. De structuur bestaat uit 18038 metalen stukken. Die werden gemaakt in de Eiffelfabriek in Levallois. Om die stukken aan elkaar vast te zetten zijn 1443154 klinknagels gebruikt. De toren werd in stukken van 5 meter gemaakt. Die stukken werden met elkaar verbonden in Parijs. Daarvoor waren nog eens 1056846 klinknagels nodig. Dat is een totaal van 2500000 nagels!
Op de bouwwerf waren nooit meer dan 250 mensen tegelijkertijd bezig. Het gewicht van 7300 ton rust op vier enorme peilers, die voetstukken van cement hebben. De voorbereidende werken (het klaarmaken van de o­ndergrond en het maken van stukken van 5 meter lang) waren klaar op 30 juni 1887. De volgende dag begon men met het samenvoegen van de stukken. Voor de montage van de horizontale vlakken zijn 620 ijzeren platen gebruikt die met 55000 klinknagels zijn vastgezet. Op 26 maart 1888 was de eerste verdieping afgewerkt. Eiffel liet op die verdieping een kantine bouwen voor de werklui. Ze zetten 4 kranen op de eerste verdieping om zo gemakkelijker verder te kunnen werken. Op 12 juni 1888 was de tweede verdieping klaar. Maar daar was niet genoeg plaats om de kranen te kunnen zetten. Ze moesten voortaan met kleinere steigers werken. Men begon nu ook het deel dat al klaar was te schilderen. In februari 1989 was de derde verdieping klaar. De bouwvakkers werkten hard, in weer en wind. Hoe hoger de toren was, hoe meer ze verdienden. Ook in de wintermaanden stegen de lonen.
De liften vormen een bijzonder o­nderdeel van de Eiffeltoren. Toen de toren gebouwd werd, waren de eerste liften al even spectaculair als de toren zelf. Nog nooit had men zulke ruime liften gebouwd, die ook nog schuin naar boven gingen tot de tweede verdieping. De lift tussen de tweede en de derde verdieping was anders, omdat die steil naar boven moet. In de loop der jaren zijn de liften vervangen en gemoderniseerd.
4. De kathedraal van Notre-Dame
Op de plaats waar de Notre-Dame de Paris staat, stond vroeger eerst een Romeinse tempel en later een basiliek. In 1163 begon men met de bouw van de kathedraal. Allereerst werd het koor (1) opgetrokken. Later maakte men ook het schip (2) en de zijschepen (3). De voorgevel werd rond 1200 voltooid. De bouw van de torens (4) werd in 1245 gestopt. Zoals je op de foto’s ziet, zijn ze niet afgewerkt. Daarna begon men met de verdere afwerking van de kerk. In 1345 was de kathedraal eindelijk klaar. In 1804 werd Napoleon er door paus Pius VII gekroond. De Notre-Dame staat ook bekend om haar schitterende glasramen. In de kerk bevinden zich ook enkele schitterende kunstwerken. Zo zijn er veel schilderijen en beelden uit de 17de eeuw.
De Notre-Dame is 130 meter lang, 48 meter breed en 35 meter hoog. De twee o­nafgewerkte torens hebben een hoogte van 69 meter. Je kunt op deze torens staan; je hebt er een schitterend uitzicht op de stad. De Notre-Dame is aan de buitenkant schitterend versierd.
Wil je ook eens naar boven klimmen? Dan moet je in goede conditie zijn! Je kunt aan de noordkant omhoog langs 255 treden. Aan de andere kant, de zuidkant, moet je 147 treden overwinnen. Maar het is zeker de moeite waard. Het uitzicht over Parijs is adembenemend!
5. Hôtel des Invalides
Het was Lodewijk de Veertiende die in 1670 opdracht gaf om het Hôtel des Invalides te laten maken. Het moest een soort hotel worden voor gewonde soldaten. Toen konden er 7 000 verzorgd worden. Nu verblijven er nog altijd een honderdtal gewonden en gepensioneerden van het Franse leger. Het grootste gedeelte van het gebouw is nu ingericht als museum. Opvallend aan dit gebouw is de grote gouden koepel (Dôme des Invalides). Die weegt 260 ton en is bedekt met bladgoud. Daarachter ligt een kerk. De militairen woonden er vroeger de dienst bij. De kerk is versierd met vlaggen die de Fransen vroeger hadden veroverd op de vijand. De kerk is een soort mausoleum (grafmonument). Er liggen belangrijke generaals van het Franse leger begraven. In 1840 werd het lichaam van Napoleon van het eiland Sainte-Hélène overgebracht naar Parijs. In 1861 kreeg Napoleon een praalgraaf in de Dôme, net o­nder de koepel. Dat graf is ondertussen door duizenden toeristen bezocht.
6. Sacré-coeur
De Sacré-Coeur (dat is Frans voor Heilig hart) is een basiliek die gebouwd is op de heuvel Montmartre. De eerste steen werd in 1875 gelegd. Eerst werd de bouw van de kerk betaald door giften van de bevolking. Later besloot het parlement dat de staat de rest van de werken zou betalen. Binnen in de kerk vind je een van de grootste mozaïeken ter wereld. De klokkentoren weegt 19 ton en is een van de zwaarste van de wereld. Een van de opvallendste aspecten van de Sacré-Coeur is de stralende witheid van de stenen, o­ndanks het vuil en het roet van de stad. De steensoort, uit het Franse departement Seine-et-Marne, produceert bij regen een wit kalklaagje; daarom zijn alleen de beschutte delen donkerder geworden. Het lijkt wel of de kerk elk jaar een grondige poetsbeurt krijgt, maar dat is dus niet waar. De basiliek ligt op een heuvel. Om op die heuvel te geraken heb je twee mogelijkheden: je kunt naar boven lopen langs de enorme trappen of je kunt de kabelbaan nemen. Op die trappen zitten meestal honderden toeristen te genieten van het mooie uitzicht op de stad.
7. Montmartre
is de naam van de heuvel waarop de wijk Montmartre ligt. Het bekendste gebouw van Montmartre is de Sacré-Coeur. Het bekendste plein van de wijk is de place du Tertre. Dat plein zit altijd vol met kunstenaars. Je kunt er een portret of een karikatuur van jezelf laten schilderen of tekenen. Je vindt er ook tal van restaurantjes en cafeetjes, maar pas op: het is er niet goedkoop! Er is ook een heel bekende begraafplaats waar een aantal belangrijke mensen begraven liggen.
8. Le jardin des Tuileries
Dit is een prachtig park in het centrum van Parijs: tussen het Louvre en de place de la Concorde. Catharina de Medici liet het park in 1553 aanleggen in Italiaanse stijl. Er zijn heel veel prachtige fonteinen. Veel Parijzenaars komen hier heerlijk o­ntspannen: wandelen, lopen, minivoetbal of petanque spelen … Het is een echte ontmoetingsplaats.
9. De Seine
Parijs ligt aan de oevers van de Seine. Deze rivier is in totaal 776 kilometer lang. Ze loopt alleen door Frankrijk. Ze mondt uit in de Atlantische Oceaan in de stad Le Havre.In Parijs zijn er een dertigtal immense bruggen over de Seine gebouwd. De bekendste zijn de Pont-Neuf en de Pont Alexandre III. Sommige bruggen zien er ‘gewoon’ uit, andere zijn heel mooi afgewerkt met gouden beelden. Kijk maar even naar de foto’s. Op de Seine varen toeristenboten, les bâteaux-mouches. Als je meevaart, ontdek je Parijs op een andere manier. Door de luidsprekers krijg in heel veel talen uitleg over de verschillende gebouwen die je tegenkomt. Er zijn in Parijs ook twee eilandjes: île de la cité en île Saint-Louis. Zij vormen het oudste deel van Parijs.
10. De Arc de Triomphe
In 1806 gaf Napoleon Bonaparte de opdracht om deze triomfboog te laten bouwen. De Arc de Triomphe moest symbool staan voor elke overwinning die Napoleon met het Franse leger behaalde. Elke naam van de plaatsen waar hij een veldslag won staat gegraveerd in de Arc. Zo kon iedereen duidelijk zien hoe goed hij wel was. Onder de boog ligt het graf van de o­nbekende soldaat met een eeuwige vlam. Die soldaat staat symbool voor alle gesneuvelde Franse soldaten. Als iemand daar een bloemenkrans neerlegt, herdenkt hij dus niet alleen die soldaat, maar tegelijk alle soldaten die ooit voor Frankrijk gesneuveld zijn. De triomfboog staat op een van de drukste verkeerspleinen van Parijs: de place Charles de Gaulle waar twaalf straten samenkomen, waaronder de Champs-Élysées.
11. Avenue des Champs-Élysées
De avenue des Champs-Élysées in Parijs is een van de bekendste winkelstraten ter wereld. Ze is 71 meter breed en 2 kilometer lang. Ze loopt van de Arc de Triomphe tot aan de place de la Concorde.
Het is er altijd druk. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat kun je er over de koppen lopen. Er zijn veel bioscopen, cafeetjes, restaurants en (heel dure) kledingzaken.
De aankomst van de laatste etappe van de Ronde van Frankrijk is hier. Op de Franse Nationale Feestdag (14 juli) vindt hier het Nationale Defilé plaats. In 1860 werd er door de handelaars van de Champs-Élysées een speciaal comité opgericht. Vanaf dan kon alleen het comité beslissen welke winkels er mochten komen. Daardoor is het een heel dure straat geworden. De verdiepingen boven de winkels zijn niet aan gezinnen verhuurd, maar aan bedrijven. Het zijn dus geen appartementen, maar kantoren.

Na vier unités vind je telkens de rubriek Mon portfolio.

Wat is een portfolio?

Het is een uitgebreide identiteitskaart, met informatie over wie je bent en wat je kunt.

Wat is de bedoeling van je portfolio Frans?

  • Het toont stap voor stap hoe je vooruitgaat in het Frans.
  • Het vertelt je wat je al moet kunnen in het Frans.
  • Het helpt je bij het leren.

Hoe kun je met je portfolio werken?

  • Lees wat je moet kunnen en herhaal de Franse zinnen rechts. Blader indien nodig nog eens door je boek of werkschrift. Vraag hulp indien nodig.
  • Dek de Franse zinnen af. Kun je ze vlot zeggen?
  • Wil je op je portfolio zaken markeren of wat bijschrijven? Hier kun je je portfolio downloaden en afprinten zo vaak je wilt (*.pdf – 6 kB)!
  • Wil je de woorden van de vorige unités nog eens allemaal op een rijtje? Klik hier voor de woordenlijst van unité 21 tot en met 32 (*.pdf – 40 kB).

De meest noordelijke hoek van Frankrijk grenst aan Vlaanderen. In feite is dit gebied vele eeuwen een deel geweest van het Vlaamse land: de Fransen zelf noemen een deel van die hoek trouwens nog steeds “la Flandre”. Je merkt het ook aan de vele dorpen en steden met Vlaams-klinkende namen. Als je vanuit België via Kortrijk naar Parijs rijdt, kom je door deze vlakke streek die in veel opzichten aan ons eigen Vlaanderen doet denken.

De oudste bevolking van Frans-Vlaanderen, in het bijzonder op het platteland, spreekt nog steeds een Vlaams dialect. Bij jongeren leeft er trouwens een vernieuwde interesse voor deze authentieke taal van hun voorouders. Aan de universiteit van Lille volgen daarom heel wat studenten cursussen in de Nederlandse taal en literatuur.

 

In de bijzonder leuke film Bienvenue chez les Ch’tis (Welkom bij de Ch’tis) maken de Fransen zelf kennis met dit noordelijk deel van hun land. Inderdaad, Fransen die in andere streken van Frankrijk wonen hebben immers soms rare ideeën over “le Nord”, alsof het er altijd ijzig koud is en de bevolking wat achterlijk. De film vertelt over een postmeester die van het warme zuiden naar het noorden wordt overgeplaatst. Hij heeft tal van vooroordelen, maar dan hij ontdekt hij een gastvrij land waar veel plezier wordt gemaakt en de mensen voor elkaar klaar staan. Die schitterende film werd de meest succesvolle Franse film die ooit gemaakt werd!

Ch’ti of Ch’timi is een verzamelnaam voor de bewoners in het noorden die het dialect van de streek spreken. “Ch’ti?” betekent er “c’est toi?” en “ch’mi” is het antwoord: “c’est moi”.

 

Dit vlakke gebied is sinds de middeleeuwen een druk centrum van handel en nijverheid geweest: het vormde immers de kortste en makkelijkste weg naar Engeland, met havens zoals Dunkerque (Duinkerke) en Calais.

Vooral de textielnijverheid bloeide er: alle Europese edelen en rijke burgers wisten dat ze er de mooiste kleding en wandtapijten konden vinden. De talrijke kleine steden, met hun spitse belforttorens, indrukwekkende stadhuizen en sterke stadswallen, getuigden van rijkdom en onafhankelijkheid.

 

 

In de loop der eeuwen zou het noorden echter grondig van aangezicht veranderen. De textielnijverheid werd steeds meer industrieel (grotere werkplaatsen en fabrieken) en men ontdekte dat de ondergrond rijke steenkoollagen bevatte. Zo werd Frans-Vlaanderen in de 19de eeuw het “zwarte land” (le pays noir), met diepe mijnschachten en hoge, rokende fabrieksschoorstenen. Drie grote steden, die elkaar thans raken, beheersen dit industrieel gebied: Lille (Rijsel), Roubaix en Tourcoing.

Maar die tijd is grotendeels voorbij. De koolmijnen werden gesloten en er worden grote inspanningen gedaan om de streek, ondanks z’n moderne industrieën, zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Een groot deel van het noorden is immers nog landelijk met tal van toeristische mogelijkheden in de natuur of in de kleine gezellige steden. Ontdek het hier!

 

 

En dan is er de kust! Men noemt het de Opaalkust (la côte d’Opale) omwille van de blauw-groene tinten die er in het zeewater overwegen.

De wereld van de grote zeilschepen kun je ontdekken in de beroemde driemaster Duchesse Anne, het enige grote zeilschip in Frankrijk dat door het grote publiek kan worden bezocht. Het ligt nu als museum voor anker in Duinkerke.

Als je van een zeereisje houdt, kun je in Calais de ferryboat naar het Engelse Dover nemen. 

De twee steden zijn maar 32 km van elkaar verwijderd. Maar de meeste mensen gaan nu heel snel per trein door de Eurotunnel! De ultrasnelle Eurostar verbindt Parijs en Brussel met London.

 

Boulogne-sur-Mer is een belangrijke historische stad. Je vindt er de grootste vissershaven van Frankrijk. Van hieruit varen grote vissersboten tot ver in de Atlantische oceaan. Hier vind je meer over deze stad

 

Na vier unités vind je telkens de rubriek Mon portfolio.

Wat is een portfolio?

Het is een uitgebreide identiteitskaart, met informatie over wie je bent en wat je kunt.

Wat is de bedoeling van je portfolio Frans?

  • Het toont stap voor stap hoe je vooruitgaat in het Frans.
  • Het vertelt je wat je al moet kunnen in het Frans.
  • Het helpt je bij het leren.

Hoe kun je met je portfolio werken?

  • Lees wat je moet kunnen en herhaal de Franse zinnen rechts. Blader indien nodig nog eens door je boek of werkschrift. Vraag hulp indien nodig.
  • Dek de Franse zinnen af. Kun je ze vlot zeggen?
  • Wil je op je portfolio zaken markeren of wat bijschrijven? Hier kun je je portfolio downloaden en afprinten zo vaak je wilt (*.pdf – 6 kB)!
  • Wil je de woorden van de vorige unités nog eens allemaal op een rijtje? Klik hier voor de woordenlijst van unité 21 tot en met 36 (*.pdf – 47 kB).